Beoordeel nooit de smaak van het vlees aan de kwaliteit van het hakmes. Toch loopt het water bij voorbaat ons al in de mond wanneer we ons vergapen aan de achterkant van Hunter Complex nieuwe plaat(hoes): een indrukwekkende lijst van vintage synthesizers en drummachines die als gerei dienen voor een fraai staaltje popvakmanschap. Het muzikale alter ego van Lars Meijer (Larz, Psychon, Living Ornaments) toont zich op Heat als een waar connaisseur van de ambachtelijk synthesizerpop waar grootmeesters als Giorgo Moroder en Art of Noise voor de val van het IJzeren Gordijn in uitblonken. Tijd voor Hunter Complex om de draad weer op te pikken.
Waar retro-pocherij van sommige Nederlandse musici algauw uitmondt in vonkloze pastiche pop (we kijken naar jullie, Gardner en Knol..), verzandt Heat nergens in transparante kitsch. De titeltrack doet zijn naam eer aan als de ijzige synth-klanken zich als een warme deken om de luisteraar heen wikkelt. Het kan niet anders of de magistraal stralende synthesizers van Space en Atlantic gonsde door het hoofd van Wubbo Ockels toen hij Aarde bekeek vanuit de Challenger. Naast de kosmische romantiek van Room en hoogtepunt Stations is Hunter Complex verre vies van filmische elementen, zoals in de future noir van China Rain, dat niet misstaat als soundtrack van een John Carpenter-film (minus vechtscènes). Dankzij wonderschone platen als Heat kunnen we voorlopig blijven teren op de gouden erfenis van de eighties.
Ruben Braeken
original article