Het klinkt misschien lachwekkend, maar veel digitale elektronica uit de jaren tachtig werd ontworpen om het geluid van echte instrumenten zo dicht mogelijk te benaderen. Lars Meijer, het brein achter Hunter Complex maakt ook bewust gebruik van die koud klinkende wavetables, blokgolven en zaagtanden om donkere synthpop te maken die direct uit de jaren tachtig lijkt te zijn overgestraald.
Als het de bedoeling was om een temporele paradox te creëren die het ruimte-tijd continuüm zou ontwrichtten om ons terug te voeren naar de eighties, dan is dit experiment geslaagd. Zou Giorgio Moroder een dag depressief en paranoïde zijn geweest, dan zou hij dit soort muziek maken; een radiostation vol etherische synthscapes waar je bij kunt wegdromen.
Ergens doen de creaties van Hunter Complex denken aan een soundtrack voor een Mad Max sequel, maar het mistaat ook niet bij een meer moderne, artistieke game a la Swords & Sorcery waar 8-bit hoogtij vierde. Daarmee ontwijkt Heat knap het kitsch-label wat hieraan waarschijnlijk 30 jaar geleden zou zijn gehangen. Nostalgisch, en toch ergens heel modern.
Hoewel de droge beats die de muziek voortdrijven je doen denken dat je in een achtervolging zit met de cyberpolitie in Tron, zijn vooral de synthscapes bepalend voor de plaat. Surrealistische beelden flitsen door je hoofd bij het horen van die gelaagde drones en pads. Meijer probeert hier zelf nog overheen te zingen, maar raakt verdwaalt in zijn eigen oerwoud van reverb. Het is beter zo. Zonder enige menselijke tussenkomst in deze wereld van kale synthese levert dit een des te meer dystopisch gevoel op.
Als je oud genoeg bent om de jaren tachtig bewust te hebben meegemaakt, raakt Heat een nostalgische snaar. Voor fans van New Wave of Italo valt er zo genoeg te genieten, tegelijkertijd is het zo retro dat het weer hip is, ook voor hen die geen warme herinneringen hebben aan dat koude decennium.
Jorgen van de Burgt